Woonplaatsbeginsel zet rechten cliënt onder druk
Gaan gemeenten meer hun best doen voor preventie en goede zorg dichtbij huis als ze daarmee hoge kosten voor beschermd wonen kunnen uitsparen? MIND en MIND Ypsilon geloven daar niet in. Wij zijn bang dat een nieuw plan van staatssecretaris Van Ooijen heel verkeerd kan uitpakken. Vandaag, maandag 17 april, pleiten we in een rondetafelgesprek ervoor dat de Tweede Kamer dit zogeheten woonplaatsbeginsel tegenhoudt. “Straks is het niet de cliënt maar de gemeente die bepaalt waar iemand mag wonen. En calculerende gemeentes zullen zeggen: doe maar niet bij ons.”
Vanaf 2024 is beschermd wonen niet alleen meer een verantwoordelijkheid voor de 43 centrumgemeenten, maar voor alle gemeenten in Nederland. Dit heet de doordecentralisatie van beschermd wonen. Om zich eerst goed laten informeren over de gevolgen van de plannen organiseert de Kamer daarom vandaag een rondetafelgesprek. Bert Stavenuiter zal daar namens MIND en MIND Ypsilon het woord voeren. Hij is buitengewoon kritisch over een wetsvoorstel om het woonplaatsbeginsel bij beschermd wonen in te voeren. Voor het rondetafelgesprek diende MIND dit position paper in.
Wetsvoorstel maakt einde aan landelijke toegankelijkheid beschermd wonen
Die maatregel betekent dat de gemeente waar je vandaan komt altijd de kosten voor beschermd wonen moet betalen, ook als je daarvoor verhuist naar een andere gemeente. Daarmee krijgen ze een financiële prikkel om meer hun best gaan doen voor preventie, passende woningen en goede zorg dichtbij huis. Zo kunnen ze immers dure uitgaven voor beschermd wonen voorkómen. Maar MIND gelooft er niet in. “Het is vooral een systeemoplossing die aan de tekentafel is bedacht en niet aansluit op de leefwereld van cliënten. Het maakt zaken nodeloos ingewikkeld en zal waarschijnlijk zijn doel voorbijschieten”, voorspelt Stavenuiter.
Allereerst is er een principieel punt: met het woonplaatsbeginsel gaat de landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen definitief overboord. Gemeenten gaan bepalen wat ‘de beste plek voor herstel’ is en waar iemand beschermd gaat wonen. Daarbij wordt wel rekening gehouden met de wens van de cliënt, maar die kan daar geen enkel recht aan ontlenen. MIND vindt dat de keuze voor een woonplaats bij de cliënt zelf moet liggen, die daarover in overleg met naasten en hulpverleners kan beslissen. Zij kunnen samen het beste inschatten of een (woon)plaats goed is voor het herstel.
Het woonplaatsbeginsel brengt bovendien het risico met zich mee dat er gedoe ontstaat bij het bepalen van de woonplaats. Soms hebben mensen een grillige geschiedenis achter de rug met veel verhuizingen, periodes van dakloosheid of verblijf binnen instellingen. Als gemeenten het onderling niet eens worden welke gemeente verantwoordelijk is, levert dat vertraging op en uitstel van noodzakelijke zorg. Hetzelfde geldt als daarna nog discussie tussen gemeenten ontstaat over de ‘beste plek voor herstel’.
Cliënt valt tussen twee gemeenten in
Als iemand eenmaal naar een andere gemeente verhuisd is voor beschermd wonen, dan valt hij bij het woonplaatsbeginsel tussen twee gemeenten in. De oude gemeente betaalt de kosten voor beschermd wonen, de nieuwe gemeente is verantwoordelijk voor andere voorzieningen zoals een uitkering. In de nieuwe gemeente woon je, leef je en werk je aan herstel. Maar de oude gemeente moet volgen hoe jouw herstelproces verloopt en of je weer zelfstandig kunt gaan wonen.
MIND heeft verder grote twijfels of het woonplaatsbeginsel echt zal leiden tot meer preventie en betere ambulante zorg dichtbij huis. Er zijn namelijk ook andere financiële prikkels. Sinds de openstelling van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor de ggz sturen veel gemeenten erop aan dat cliënten daar maar een beroep op moeten doen, want dan hebben ze helemaal geen zorgkosten meer.
Cultuurverandering
Wat is dan het alternatief? MIND pleit voor vrije keuze van de cliënt en landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen. Het klopt dat die landelijke toegankelijkheid er nu vaak ook niet is, maar dat komt omdat gemeenten zich niet aan de wet houden. Verder wil MIND een verplichting voor gemeenten om essentiële voorzieningen in een regio gezamenlijk in te kopen.
Ten slotte: er is een cultuurverandering nodig om preventie en langdurige begeleiding dichtbij huis in alle gemeenten te realiseren. Financiële prikkels kunnen helpen, maar het gaat er juist om dat gemeenten intrinsiek gemotiveerd raken om voor al hun inwoners goed te zorgen in plaats van sommige inwoners vooral als kostenpost te zien. Gemeenten, cliënten- en naastenorganisaties en andere partners moeten hiervoor de handen ineenslaan.
Meer informatie: het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer en het position paper van MIND.