Brief naar Tweede Kamer over Wmo, mantelzorg en maatschappelijke opvang
MIND heeft op 9 maart een brief naar de Tweede Kamer gestuurd om aandacht te vragen in het Algemeen Overleg (AO) voor een aantal belangrijke zaken. De inhoud van de brief luidt als volgt:
Geachte leden van de Tweede Kamer,
Met het oog op het AO van 15 maart a.s. over onder meer Wmo, mantelzorg en maatschappelijke opvang vraagt MIND uw aandacht voor de volgende zaken.
Beschermd wonen en maatschappelijke opvang (agendapunt 21)
De uitkomsten van onderzoek naar de landelijke toegankelijkheid van maatschappelijke opvang zijn zeer verontrustend. In ongeveer de helft van de gevallen negeren gemeenten de wettelijke plicht van landelijke toegang. MIND heeft concrete signalen dat bij beschermd wonen hetzelfde probleem speelt en dat er bij sommige gemeenten sprake is van bewust beleid. Dit leidt tot schrijnende situaties: mensen die ongewenst worden verklaard en aan hun lot worden overgelaten; ze komen soms letterlijk op straat te staan. De instelling van een geschillencommissie waaraan gemeenten individuele casuïstiek rondom landelijke toegang kunnen voorleggen is een positieve maatregel, maar we zullen kritisch moeten volgen of dat voldoende is. Extra maatregelen kunnen zijn: individuele cliënten toegang geven tot de geschillencommissie of sancties opleggen aan gemeenten die herhaaldelijk in de fout gaan.
MIND pleit ervoor om de landelijke toegang tot beschermd wonen en maatschappelijke opvang nauwlettend te blijven monitoren en om zo nodig extra maatregelen te nemen om de landelijke toegang af te dwingen.
Duurzame samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars is een van de condities voor sociale inclusie die de commissie Dannenberg benoemd heeft. Het bevorderen van samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars is ook een belangrijk speerpunt voor de bewindslieden van VWS. Wie zien vele initiatieven om de samenwerking tussen gemeenten, zorgverzekeraars en andere partijen te bevorderen: regionale tafels voor ambulantisering, regionale plannen voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang, regionale taskforces wachttijden, regionale aanpak personen met verward gedrag, enzovoort. Er dreigt een versplintering op te treden in alle initiatieven die juist bedoeld zijn om meer samenhang in de zorg en ondersteuning voor mensen met ernstige psychische problematiek te realiseren. Bovendien wordt het steeds moeilijker om aan al die regionale overlegtafels een sterke cliënt- en familievertegenwoordiging te krijgen. Dat komt door de grote hoeveelheid overlegtafels en door het gebrek aan structurele ondersteuning en facilitering van cliënt- en familievertegenwoordigers. Het grote beroep dat gedaan wordt op cliënt- en familieparticipatie verliest daardoor aan geloofwaardigheid.
MIND vraagt de rijksoverheid om het proces van regionale beleidsvorming meer te stroomlijnen en om de participatie van cliënten en familieleden daarin beter te faciliteren.
De eerste conditie van de commissie Dannenberg voor sociale inclusie is versterking van zelfmanagement, ervaringsdeskundigheid en informele zorg. Gemeenten maken hier nog te weinig werk van. In het land zijn veel
burgerinitiatieven met inzet van ervaringsdeskundigheid die bijdragen aan herstel en participatie van kwetsbare burgers (zelfregiecentra, herstelacademies), maar zij krijgen vaak nauwelijks ondersteuning vanuit gemeenten. Gemeenten doen ook nog te weinig aan ondersteuning van informele zorgverleners (vooral familieleden) van mensen met psychische problemen, terwijl keer op keer blijkt dat zij juist extra zwaar belast zijn (zie het rapport Voor elkaar? Stand van de informele zorg in 2016 van het SCP; agendapunt 12 van het AO). Het stelt MIND teleur dat versterking van ervaringsdeskundigheid en informele zorg niet aan de orde komt in de kamerbrief van de staatssecretaris. Ook zijn we teleurgesteld dat deze onderwerpen nauwelijks terugkomen in de regionale plannen van gemeenten voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang.1
MIND vindt het belangrijk dat staatssecretaris Blokhuis zijn visie op inzet ervaringsdeskundigen, cliëntinitiatieven en ondersteuning informele zorg geeft en maatregelen aankondigt om deze te versterken.
Cliëntondersteuning (agendapunt 6)
De kwaliteit van voorzieningen en loketten in Nederland dient zodanig te zijn dat de meeste burgers met een zorg- of ondersteuningsvraag automatisch goed geholpen worden. Onafhankelijke cliëntondersteuning is in onze visie vooral bedoeld voor mensen met complexe zorgvragen die vastlopen in het systeem en/of mensen die door reguliere instanties moeilijk bereikt worden. Deze cliëntondersteuning dient dan ook laagdrempelig en deels outreachend te worden aangeboden. De inzet van ervaringsdeskundigen is hierbij een belangrijke meerwaarde. Goede voorbeelden zijn onder meer het steunpunt ggz in Utrecht en de straatadvocaten volwassenen en jeugd in Gouda. Wij vinden ook belangrijk dat cliëntondersteuning actief wordt aangeboden als mensen geen WMO-ondersteuning nodig hebben, maar andere hulp, bijvoorbeeld op het gebied van curatieve zorg of werk en inkomen. Dit gebeurt in de praktijk nog veel te weinig en ook in de brief van de vorige staatssecretaris Van Rijn wordt cliëntondersteuning toch weer exclusief in verband gebracht met toegang tot WMO-voorzieningen.
MIND wil graag dat de extra middelen die het kabinet vrijmaakt voor cliëntondersteuning worden ingezet voor een laagdrempelig, outreachend en levensbreed aanbod ten behoeve van burgers met complexe problematiek en/of grote afstand tot reguliere voorzieningen. MIND en de bij MIND aangesloten organisaties werken graag mee om deze cliëntondersteuning verder te ontwikkelen voor de doelgroep van beschermd wonen en maatschappelijke opvang.
Meer informatie: nic.vosdewael@wijzijnmind.nl