Wachttijden ggz blijven veel te lang
De nieuwe cijfers van wachttijden (kwartaalrapportages derde kwartaal 2019) in de volwassenen-ggz geven een onthutsend beeld. Ruim twee jaar na de start van de landelijke aanpak is er nog geen enkele verbetering te zien. De cijfers over het derde kwartaal van 2019 zijn zelfs iets slechter dan die over het tweede kwartaal. Seizoensinvloeden? Ook in vergelijking met het derde kwartaal 2018 is het beeld eerder slechter dan beter. MIND vindt het onaanvaardbaar dat mensen in Nederland structureel te lang moeten wachten op psychische zorg. Een lichtpunt is dat sommige regio’s er wel steeds in slagen om op tijd zorg te bieden. De regio’s die het slecht doen zouden daar een voorbeeld aan moeten nemen.
Een groot probleem vormt de aanmeldwachttijd ofwel de wachttijd tot aan het eerste intakegesprek. De Treeknorm voor die wachttijd is vier weken. Voor geen enkele aandoening wordt deze norm gehaald. Bij eetstoornissen is de aanmeldwachttijd zelfs gemiddeld meer dan negen weken, terwijl bekend is dat eetstoornissen zich heel snel kunnen ontwikkelen en levensgevaarlijk kunnen zijn.
MIND vindt dat ggz-aanbieders prioriteit moeten leggen bij een snelle, brede en deskundige intake. Dan voorkom je dat psychische problemen al te zeer verergeren. Patiënten weten snel waar ze aan toe zijn. Als het nodig is kun je al wachttijdbegeleiding aanbieden. En je kunt tijdig vaststellen of mensen misschien ook met minder zware zorg of ondersteuning uit het sociale domein geholpen kunnen worden.
Een tweede groot probleem zijn de wachttijden bij specifieke cliëntgroepen zoals mensen met autisme, persoonlijkheidsstoornissen, eetstoornissen of trauma. Dit zijn vaak mensen met zwaardere, complexere problemen en juist zij moeten het langst wachten. Wachttijden van een half jaar of langer zijn geen uitzondering. Ze hebben een desastreus effect op de persoon zelf, zijn of haar familie en maatschappelijk leven.
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars zouden specifieke afspraken moeten maken om deze groepen cliënten eerder te helpen. Zolang dit niet gebeurt is de financiële prikkel bij zorgaanbieders te groot om juist mensen met lichtere problematiek voorrang te geven. Ze worden immers vaak betaald op basis van een gemiddelde prijs per cliënt.
Een derde terrein waar veel winst te boeken valt is de samenwerking met allerlei cliëntinitiatieven voor herstel en zelfregie. Zij bieden allerlei vormen van ervaringsdeskundige hulp waardoor mensen een minder zwaar beroep op specialistische zorg hoeven te doen of sneller en beter kunnen uitstromen. Goede voorbeelden zijn Zelfregiecentrum Venlo en Stichting JIJ in Rotterdam. Zorgverzekeraars en gemeenten zouden hier gezamenlijk veel meer in moeten investeren. Een structurele financiering is nodig. Nu is vaak sprake van incidentele subsidies of van gemeenten en zorgverzekeraars die de rekening naar elkaar toeschuiven.
Positief is dat sommige regio’s er al lange tijd in slagen om de wachttijden beperkt te houden. Belangrijke ingrediënten voor succes zijn een goede toegang, prioriteit voor zware cliëntgroepen en goede samenwerking binnen en buiten de ggz. De regio’s die het slecht doen wijzen vaak op grote verschillen tussen regio’s in patiëntenpopulatie, arbeidsmarkt, enzovoort. Maar dat is vaak een te gemakkelijk excuus. De verschillen in visie, daadkracht en bereidheid tot samenwerking zijn zeker even groot. Daar valt in veel regio’s nog grote winst te boeken. Zo nodig moeten de Inspectie en de NZa optreden als zorgaanbieders of zorgverzekeraars hun zorgplicht niet nakomen.
Zorgaanbieders en zorgverzekeraars hebben aangekondigd in de contractering voor 2020 een grote slag te willen slaan in het terugdringen van wachttijden. MIND zal zeer kritisch volgen of die beloften worden waargemaakt. Het zou laat zijn, maar beter laat dan nooit.
Meer informatie op de website wegvandewachtlijst.nl