Veel aandacht voor wachttijden ggz tijdens begrotingsdebat VWS
‘Meer voor minder’, dat lijkt de boodschap in de zorg. Eind januari debatteerde de Tweede Kamer over de begrotingen van VWS. Duidelijk is dat vraag en aanbod in de zorg en specifiek de ggz knellen, terwijl het demissionaire kabinet en de informerende partijen aangeven dat er geen ruimte is voor meer budget. Regering en Tweede Kamer kijken daardoor extra kritisch waar het geld naartoe gaat. MIND voedde de Kamer met input voor het VWS debat en overhandigde in januari de petitie 'Niemand mag onnodig psychisch lijden.' Dit zagen we terug in de gestelde vragen over onder andere de individuele kosten voor zorg en de toegankelijkheid van de ggz. MIND is verheugd met de scherpe vragen die werden gesteld en de ingediende moties waaronder die over overbruggingszorg voor mensen op de wachtlijst.
Meer vraag dan aanbod
Tijdens het begrotingsdebat met demissionair minister Helder en staatssecretaris Van Ooijen op 24 en 25 januari jl. was er ruime aandacht voor de wachttijden in de ggz. Bij de inventarisatie van wat ‘cruciale ggz’ wordt genoemd, is onvoldoende rekening gehouden met de vraagzijde. Er is vooral naar aanbodzijde gekeken. Er is veel meer vraag naar cruciale traumabehandelingen dan er aan aanbod is. Het gevolg: lange wachtlijsten. Op de vraag van de Kamerleden van den Hil (VVD) en Westerveld (GroenLinks-PvdA) of MIND veel beter betrokken kan worden om de vraagzijde in de cruciale ggz in kaart te brengen, is bevestigend geantwoord. In maart moet dit klaar zijn, voordat de zorginkoop op 1 april 2024 start voor het jaar 2025.
Wachttijdbegeleiding en zelfregiecentra voor iedereen
Kamerleden wezen ook op het belang van zorg en steun ‘buiten de ggz’ en ter overbrugging van de wachttijd. De Kamerleden Bushoff en Westerveld (beiden GroenLinks-PvdA) en Van den Hil (VVD) benadrukten dat er vaart moet worden gemaakt met de uitvoering van de motie van Mo Mohandis om een landelijk dekkend netwerk van zelfregiecentra te realiseren. Het geduld begint op te raken. De motie van Kamerlid Synhaeve (D66) om te stimuleren dat eind 2024 door alle zorgaanbieders in de ggz een vorm van overbruggingszorg wordt aangeboden, werd dan ook aangenomen. Nu biedt immers maar de helft van de instellingen een vorm van wachttijdbegeleiding of overbruggingszorg aan.
Een ander gevolg van de wachttijden in de ggz, is dat ggz-patiënten ten onterechte in Tbs-klinieken verblijven (artikel in De Telegraaf). Kamerlid Agema (PVV) reageerde hierover verontwaardigd. De motie die zij vervolgens samen met Kamerlid Eerdmans (JA21) hierover indiende, werd eveneens aangenomen. Verschillende Kamerleden pleitten tevens om het IZA veel meer te verbreden naar het sociaal domein en de bestrijding van dakloosheid daarin mee te nemen.
Bescherming zeggenschap over medische gegevens
Verheugd waren we tenslotte over de motie van Van Dijk (PVV), Maeijer (PVV) en Tuinman (BBB) om in EU-verband duidelijk te maken dat het Nederlandse medisch beroepsgeheim strikt gehandhaafd zal worden en dat de medische gegevens van Nederlandse patiënten niet ter beschikking zullen worden gesteld aan wie dan ook, om wat voor reden dan ook, tenzij met expliciete en vrijwillige instemming van de patiënt. Dit conform het standpunt van MIND.
Andere aangenomen moties vragen om:
- aandacht voor de preventie en aanpak van dakloosheid in de transformatieplannen van het IZA (Westerveld van PvdA-GroenLinks en Bikker van CU)
- gemeenten te laten stoppen met het eisen van een mantelzorgverklaring en vanuit vertrouwen mantelzorgers te ondersteunen (Bikker van Christen Unie, Krul, Eerdman van JA21, Diederik van Dijk van SGP, Slagt-Tichelman van GroenLinks-PvdA en Van Houwelingen van FvD)
- meer te doen om de beschikbaarheid en kwaliteit van tijdelijke vervangende zorg (die mantelzorgers ontlasten) te waarborgen (Van der Plas, BBB)
- zicht op de uitwerking van de nationale strategie van het VN-verdrag met het verzoek deze en de werkagenda voor het voorjaarsreces van 2024 naar de Tweede Kamer te sturen (Krul van CDA en Westerveld van GroenLinks-PvdA)
- via een wettelijke zorgplicht voor studentenwelzijn te zorgen voor duidelijkheid over welke ondersteuning studenten mogen ontvangen en docenten mogen geven en zo verschillen in ondersteuning en faciliteiten per stad of instelling te minimaliseren (Paternotte van D66 en Ceder van CU).