Aanpak wachttijden ggz levert onvoldoende op, kentering blijft uit
Staatssecretaris Blokhuis is hoopvol gestemd naar aanleiding van recente publicatie van cijfers van de wachttijden in de ggz, zo gaf hij onlangs aan in een brief aan de Tweede Kamer. MIND is echter teleurgesteld over deze cijfers, want de echte kentering die noodzakelijk is om mensen tijdig de zorg te bieden die zij nodig hebben, lijkt nog heel ver weg.
Uit de cijfers blijkt bijvoorbeeld dat de aanmeldwachttijden nog veel te lang zijn. Bij de gespecialiseerde-ggz krijgt bijna de helft van de mensen die zich aanmelden geen eerste intake binnen de Treeknorm (die stelt dat binnen vier weken de intake plaatsvindt). Zowel de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) als de staatssecretaris gaan daar niet op in. Het is positief dat de staatssecretaris in zijn brief extra aandacht vraagt voor de wachttijd bij pervasieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Maar zijn oproep tot actie zou óók moeten gelden voor andere stoornissen, zoals eetstoornissen en trauma. Hiervan is bekend dat in sommige individuele gevallen mensen een half jaar tot een jaar moeten wachten.
Om de wachttijden terug te dringen is een regionale aanpak ontwikkeld. MIND ondersteunt deze aanpak, maar er is nog te weinig eigenaarschap en commitment in sommige regio’s. Dat is zeer zorgelijk en vereist extra aandacht van GGZ Nederland, Zorgverzekeraars Nederland en zeker ook de staatssecretaris. De staatssecretaris zet in op contractering en goed toezicht door NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Dat is een goede keuze, maar moet stevig worden opgepakt. Het is dan ook belangrijk dat alle regio’s goed worden gevolgd, met name de regio’s die het slecht doen en die (daarom) ook niet in aanmerking komen voor het versnellingsprogramma.
MIND pleit ervoor dat alle mogelijkheden worden benut om achterblijvende regio’s te beïnvloeden en te motiveren, inclusief ‘een telefoontje van de staatssecretaris’, als dat nodig blijkt.
Er is ook een eenzijdige focus op het samenspel tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar. De NZa reduceert in de gepubliceerde Informatiekaart de hele regionale aanpak zelfs tot samenwerking tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars. Cliëntenorganisaties worden niet genoemd. Belangrijke actoren als gemeenten en huisartsen evenmin.
De samenwerking van ggz-instellingen met het sociale domein en de huisartsen is cruciaal.
Goede samenwerking tussen instellingen en huisartsen is belangrijk voor de instroom en uitstroom van cliënten. Goed contact tussen de eerste en tweede lijn, bijvoorbeeld goed contact tussen huisarts en psychiater, geeft betere kwaliteit van verwijzingen.
Bij de uitstroom is goede samenwerking ook belangrijk. De huisarts moet goed geïnformeerd zijn om de zorg weer over te nemen en er moeten goede afspraken zijn in geval van terugval. Een cliënt die terugvalt moet direct kunnen terugkomen en niet onderaan de lijst worden geplaatst.
Ook moet er verbinding worden gelegd met het sociaal domein, zodat cliënten zo goed mogelijk kunnen worden ondersteund en terugkeren in de maatschappij.
MIND roept de staatssecretaris op toe te zien dat deze (nieuwe) samenwerkingen tot stand komen en daarmee een integrale aanpak waarbij alle partijen worden betrokken. MIND wil dat alle partijen, nationaal en regionaal, worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid bij het terugdringen van de wachttijden.
-----------------------------------------------------------------------------------
Informatie: Fred Balhuizen, woordvoerder a.i. (06) 204 203 71