Maatregelen op wachttijden schieten tekort

hand-2565971_1280

De Algemene Rekenkamer onderzocht het beleid dat de minister voor Langdurige Zorg en Sport (LZS) in 2023 heeft gevoerd om de wachttijden in de ggz aan te pakken. ‘Matig’, concludeert de Rekenkamer. Ook MIND werd geïnterviewd voor dit rapport. Lees hier waarom de maatregelen onvoldoende bijdragen, en wat er anders moet.

MIND trekt al langer aan de bel. Nog altijd zijn er teveel hindernissen voor mensen met complexe problemen om toegang tot ggz te krijgen. De Rekenkamer bevestigt in haar Verantwoordingsonderzoek 2023 nu ook onze standpunten.

785.000 mensen in behandeling

Het onderzoek richt zich op de geneeskundige ggz vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw): de basis-ggz en de gespecialiseerde ggz. De meest recente cijfers zijn uit 2020. Toen kregen ongeveer 785.000 mensen een behandeling in de geneeskundige ggz.

Maatregelen om toegang tot ggz te verbeteren

De Rekenkamer heeft naar drie maatregelen gekeken die de minister inzette om ggz toegankelijker te maken. De maatregelen zouden moeten zorgen voor een goede dekking van zorgaanbod, bescherming tegen financiële risico’s bij verzekeraars, en toegang tot kwalitatief goede, essentiële ggz. De Rekenkamer onderzocht of dit bereikt is.

Maatregel 1: extra geld voor de ggz

Om de wachttijden te verkorten werd het budget voor de ggz verhoogd: € 30 miljoen in 2023, en nog eens € 30 miljoen in 2024. Het gehele bedrag is in 2023 uitgegeven.

Conclusie van de Rekenkamer 
Het geld is uitgegeven. De Rekenkamer trekt hierop de conclusie dat extra zorg is geleverd. Zij vinden het aannemelijk dat dit heeft bijgedragen aan toegankelijkheid van de ggz. Dat beoordelen zij als positief.
MIND is voorzichtig positief, omdat wij zien dat de toegankelijk nog niet verbeterd is door betere inkoop.

Maatregel 2: HogeKostenCompensatie ggz (HKC)

Met risicoverevening ontvangen zorgverzekeraars een vereveningsbijdrage op basis van het risicoprofiel van hun verzekerden. Hiermee worden zorgverzekeraars met verzekerden die meer zorg nodig hebben financieel gecompenseerd. De verevening zorgt voor een gelijk speelveld tussen zorgverzekeraars.

Ondercompensatie ggz niet opgelost 
Het systeem van risicoverevening bleek verzekeraars onvoldoende te compenseren voor mensen met complexe problematiek. Zij hebben vaak intensieve zorg nodig, wat hogere kosten met zich meebrengt. Bovendien is ondercompensatie een prikkel om minder polissen aan te bieden voor deze mensen. De Rekenkamer ziet dat mensen met complexe problematiek graag restitutiepolissen afsluiten, omdat er veel te weinig passend aanbod beschikbaar is. En daarvan is ook nog niet alles gecontracteerd.

HKC als aanpassing op risicoverevening
De HKC is een aanpassing in de risicoverevening dat deze ondercompensatie beter tegen zou moeten gaan. Met deze aanpassing wil de minister het minder verliesgevend maken voor zorgverzekeraars om mensen met complexe problematiek te verzekeren. Dit zou de toegang tot de ggz verbeteren. Maar de Minister wil wel de marktwerking in stand houden. Verzekeraars mogen dus niet volledig gecompenseerd worden. Zij moeten de prikkel blijven voelen: tegen een zo laag mogelijke prijs zo goed mogelijke zorg in te kopen.

Conclusie Rekenkamer
De Rekenkamer stelt dat HKC onvoldoende helpt om de ondercompensatie tegen te gaan. Integendeel: de ondercompensatie is ook mét de HKC nog fors. Doordat de minister de marktwerking in stand wil houden, laat zij niet alle kosten boven de drempelwaarde verevenen (maar met een maximum van 90%). Daarbij wil zij de groep die onder de HKC valt, beperkt houden tot de 0,5% duurste ggz-ontvangers. Dit zijn dus de mensen met de meest ‘zware, complexe’ zorgvraag. Uiteraard vindt MIND dit ongelofelijk, want hiermee wordt een groep mensen zorg ontzegd.

Maatregel 3: Zorgprestatiemodel (ZPM)

Niet alleen verzekeraars, maar ook ggz-aanbieders kregen meestal te weinig betaald voor cliënten met complexe problematiek (in ieder geval tot 2022). Dat ggz-aanbieders te weinig betaald kregen, lag aan zowel het bekostigingssysteem als aan afspraken die zorgverzekeraars en ggz-aanbieders maken bij de contractering.

Er zijn geen resultaten gevonden. Controleer de spelling of probeer een andere zoekterm.

Het oude bekostigingssysteem werkte als prikkel voor ggz-aanbieders om hun aanbod van zware zorg te beperken. De tarieven waren gebaseerd op de kosten van een ‘gemiddeld zorgpakket’. Cliënten werden ingedeeld in type cliënt en dat werd in een groot deel van de ggz bepaald door de aandoening van de cliënt en de benodigde behandeltijd.

ZPM: bekostiging op basis van individuele zorgprestaties
Het Zorgprestatiemodel (ZPM) lost dit probleem op, volgens de minister. Met ZPM worden tarieven gekoppeld aan individuele zorgprestaties. Aanbieders krijgen nu niet alleen beter betaald voor het leveren van méér zorg aan mensen met complexe problematiek, maar ook voor de duurdere zorg die deze groep cliënten vaak nodig heeft. Zo worden de prikkels weggenomen voor inkoop van lichtere en dus goedkopere zorg.

Er zijn geen resultaten gevonden. Controleer de spelling of probeer een andere zoekterm.

Ggz-aanbieders en zorgverzekeraars spraken vaak een ‘omzetplafond’ af. Dan mag de aanbieder niet meer geld voor zorg declareren dan een bepaald bedrag (het omzetplafond), in totaal, voor alle cliënten bij elkaar. Uitgaven daarboven worden niet altijd vergoed. Ook spreken aanbieders en verzekeraars vaak een minimumaantal te behandelen cliënten af. Door cliënten die dure zorg nodig hebben te behandelen, bereiken aanbieders eerder hun omzetplafond en houden zij minder geld over om andere cliënten te behandelen. Een negatieve prikkel voor ggz-aanbieders om ‘dure cliënten’ te behandelen.

Zorgvraagtypering (uit ZPM) nog niet in gebruik voor contractering
De Rekenkamer stelt dat elk bekostigingssysteem in de zorg zijn eigen risico’s heeft. De zorgvraagtypering is nog in ontwikkeling en wordt op dit moment nog niet gebruikt bij de contractering. Er wordt onderzocht of zorgvraagtypering de ggz-kosten goed kan voorspellen. Dit is vooral een risico voor mensen met complexe problematiek. Deze cliënten wisselen periodes af van intensieve zorg met periodes waarin het weer beter gaat. Precies het probleem bij de risicoverevening. Daarbij hebben zij maatwerkzorg nodig vanwege hun complexe problematiek.

Conclusie van de Rekenkamer op ZPM
De Rekenkamer stelt dat het aannemelijk is dat het ZPM de toegang tot ggz verbetert voor mensen met complexe problematiek, maar tegelijkertijd wordt die toegang nog steeds financieel belemmerd. De initiatieven zijn in een pril stadium, waardoor nog niet duidelijk is wat ze gaan opleveren. Volgens MIND is het onduidelijk of het ZPM daadwerkelijk leidt tot een verbetering.

Cijfers wachttijden leidt tot onderschatting van het probleem

Of het de minister lukt om de wachttijden in de ggz terug te dringen, is niet goed na te gaan met cijfers. De bestaande cijfers zijn onvoldoende betrouwbaar en leidt tot verschillende interpretaties. Bijvoorbeeld dat er minder wachtenden zijn, omdat mensen op verschillende wachtlijsten staan (de zogenaamde dubbelingen). Echter, de Rekenkamer concludeert dat er juist ook sprake is van onderschatting van het aantal wachtenden.

Kortom, de cijfers geven geen inzicht in de wachttijden. Hierdoor kan de minister haar aanpak niet goed sturen. Oordeel Rekenkamer is ‘Matig’.

Aanbevelingen voor minister

De Algemene Rekenkamer heeft drie aanbevelingen voor de minister voor LZS:

  1. Stimuleer dat verzekeraars met elkaar samenwerken in de zorginkoop voor cliënten met complexe problematiek, zolang er nog ongewenste financiële prikkels zijn in de contractering.
  2. Zie erop toe dat de wachttijdcijfers op een eenduidige en betrouwbare manier verzameld en geanalyseerd worden.
  3. Zorg voor meer inzicht in de groep mensen met complexe problematiek en hun wachttijden. Bijvoorbeeld op basis van indicatoren voor complexiteit zoals een behoefte aan topklinische ggz of aanwezigheid van een ernstige psychiatrische aandoening.

Reactie MIND op aanbevelingen

MIND is voor samenwerking tussen zorgverzekeraars bij de inkoop van zorg voor met name mensen met complexe problematiek. Ook vindt MIND het essentieel dat de wachttijdcijfers op orde zijn. Ruimte voor interpretatie geeft discussie, waardoor een oplossing uit blijft. MIND vindt dat de mens centraal moet staan. De derde aanbeveling baart MIND daarom zorgen. Indicatoren reduceert een persoon met een complexe hulpvraag tot data. Onze aanvulling voor de minister is daarom: leg geen extra beperkingen op in de zorg voor de ‘duurste ggz-ontvangers’. Om tot kwalitatief goede en betaalbare zorg te komen, is het noodzakelijk om het cliënt- en naastenperspectief te betrekken.

Meer nieuws