Minder uitkering en veel te weinig werk
De overheid wil meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk krijgen. Om dit te bereiken wordt een tweesporenbeleid gevoerd. Enerzijds spraken overheid en bedrijfsleven af extra arbeidsplaatsen te creëren voor met mensen met een beperking: de banenafspraak. Anderzijds worden de uitkeringen verlaagd, om mensen met een arbeidsbeperking te prikkelen aan het werk te gaan. Maar wat blijkt? Voor veel mensen met een arbeidsbeperking loont het niet om te gaan werken. Bovendien zijn er veel te weinig banen, mede omdat de overheid fors achterloopt met het realiseren van de banenafspraak.
Sinds 2015 komen mensen met een arbeidsbeperking die (gedeeltelijk) kunnen werken niet meer in de Wajong, maar in de Participatiewet. Daar krijgen zij ondersteuning naar werk of een uitkering op bijstandsniveau. Maar als zij (gedeeltelijk) gaan werken, gaan ze er vaak geen cent op vooruit. Dit blijkt uit onderzoek dat Ieder(in), MIND Landelijk Platform Psychische Gezondheid en Patiëntenfederatie Nederland lieten uitvoeren door Regioplan.
Deze situatie verslechtert nog verder als het kabinetsplan doorgaat om de aanvulling die mensen nu krijgen op hun loon, de zogenaamde loonkostensubsidie, te vervangen door loondispensatie. Het gevolg is dat 60% van de mensen in de Participatiewet nooit meer zal verdienen dan bijstandsniveau, zelfs als ze een volledige baan hebben. Bovendien verslechteren hun arbeidsvoorwaarden ook nog eens aanzienlijk. Ze bouwen veel minder pensioen op en ook de opbouw van WW-rechten gaat minder snel. Oftewel, voor de meeste mensen in de Participatiewet is er totaal geen financiële prikkel om te gaan werken.
Verlaging Wajong-uitkering
Er is ook een flinke groep mensen die al voor de aangescherpte regels van 2015 in de Wajong zaten en van wie het UWV heeft vastgesteld dat ze kunnen werken. Ook zij krijgen ‘een extra prikkel’ als het aan dit kabinet ligt. Hun uitkering gaat volgend jaar van 75% van het minimumloon naar 70%. Dit betekent dat ze er maandelijks ruim 70 euro op achteruitgaan. Voor veel Wajongers – die vaak levenslang een laag inkomen hebben – is dit een enorme aderlating. En het is maar de vraag of deze inkomensverlaging ze aanzet tot werken, want er zijn gewoon veel te weinig banen.
In 2018 moeten er via de banenafspraak 33.000 banen zijn gerealiseerd. Het kabinet geeft overheidswerkgevers een jaar extra om hun deel van de banenafspraak na te komen, voordat sancties volgen. Het aantal banen staat niet in verhouding tot de 105.000 mensen met een arbeidsbeperking die ervoor in aanmerking komen en het is nog maar de vraag of die 33.000 plekken er überhaupt komen. Want behalve dat de overheid de afgesproken aantallen tot nu toe niet gehaald heeft, wordt er soms ook gegoocheld met cijfers. Banen die eigenlijk geen nieuwe baan zijn, worden toch meegeteld. Bijvoorbeeld: iemand werkte al in de sociale werkvoorziening en gaat nu via detachering bij een reguliere werkgever aan de slag. Dat is geen nieuwe arbeidsplek maar slechts een verschuiving.
Door de nieuwe maatregelen komt het erop neer dat het – al lage – inkomen van mensen met een arbeidsbeperking verslechtert, terwijl de arbeidskansen nog steeds gering zijn. De overheid krijgt een jaar extra om de banenafspraak na te komen. Op die coulance hoeven mensen met een arbeidsbeperking helaas niet te rekenen. De invoering van loondispensatie en de aanstaande verlaging van de Wajong-uitkering gaan door, zonder enige vorm van uitstel. Het tweesporenbeleid van het kabinet wordt hiermee niet alleen eenzijdig, maar ook erg oneerlijk.
Op de website van het UWV staat een rekenhulp waarmee de hoogte van de (Wajong-)uitkering kan worden berekend.